Klimaatactie moet het kloppend hart worden van het herstelplan dat de Europese economie na de coronacrisis uit het slop zal trekken. Dat zegt Andrew McDowell, vicepresident van de Europese Investeringsbank. ‘We zullen vier of vijf jaar nodig hebben om van deze crisis te herstellen. Hopelijk kunnen we dan terugkijken op deze periode als een kantelpunt naar een duurzamere economie.’
Een gamechanger, dat was in november 2019 de beslissing van de Europese Investeringsbank (EIB) om in de komende twintig jaar 1000 miljard euro vrij te maken voor klimaatbeleid en duurzame energie, en om vanaf eind 2021 alle investeringen in fossiele brandstoffen stop te zetten. Die transformatie van de grootste internationale investeringsbank ter wereld tot de zelfverklaarde klimaatbank van Europa is voor een groot deel op het conto van de Ier Andrew McDowell te schrijven. Als een van de acht EIB-vicepresidenten heeft hij onder andere economie, energie en landbouw in zijn portefeuille.
Een ronkende naam heeft de EIB niet, maar we worden dagelijks met de financieringsbeslissingen van de bank geconfronteerd. De windmolenparken voor de Belgische kust, de haven van Antwerpen, de NMBS, Proximus, de RTBF, IMEC, een hele rist Vlaamse ziekenhuizen… allemaal gebruikten ze EIB-leningen voor innovaties en infrastructuurwerken.
Met 200 miljard euro aan noodleningen moet de EIB nu Europese kmo’s door de coronacrisis loodsen, en ook in het Europese herstelprogramma voor de komende jaren speelt de bank een sleutelrol. Daarin is volgens McDowell uitsluitend plaats voor investeringen die de Europese ambitie ondersteunen om het eerste klimaatneutrale continent te worden. ‘We streven niet alleen maximale economische, maar ook maximale sociale en ecologische impact na.’
In zijn tienerjaren zei McDowells moeder dat hij pas tevreden zou zijn als hij alle problemen van de wereld had opgelost, schrijft de Ier op zijn LinkedIn-profiel. ‘Dat is het moment waarop ik besloot om een carrière te beginnen in - niet lachen - economie en financiën.’
U hebt nog werk, aan problemen die om een oplossing schreeuwen geen gebrek. Welk probleem is op dit moment uw eerste prioriteit?
Tot twee maanden geleden was dat het klimaat. We hebben van leningen voor duurzame energie het epicentrum van onze langetermijnstrategie gemaakt. Maar de omstandigheden dwingen ons ertoe om ons zakenplan om te gooien, en nu al onze aandacht te wijden aan zoveel mogelijk Europese bedrijven de komende maanden in leven houden.
Ligt de focus uitsluitend op noodhulp, of hoopt u op de ruïnes van COVID-19 ook duurzaamheidsstrategieën te bouwen?
Er zijn twee fases. In eerste instantie mobiliseren we zoveel mogelijk middelen om, via commerciële banken en andere financiële instellingen in de lidstaten, de Europese kmo’s deze opgelegde winterslaap te laten doorkomen. Daarvoor hebben we een garantie van 25 miljard euro afgesproken met de ministers van Financiën, voldoende om 200 miljard euro aan leningen te mobiliseren.
Maar we zijn onze langetermijndoelstellingen niet vergeten. Wanneer de quarantainemaatregelen versoepelen, zal Europa een enorm herstelprogramma nodig hebben om de economie te doen heropleven. Wij zullen absoluut voorstellen lanceren om de financiering van klimaatactie en de groene economie in het hart van die herstelstrategie te plaatsen.
'Charles Michel vroeg ons een herstelplan met focus op klimaat en digitalisering.'
Ook twaalf Europese milieuministers vragen een herstelbeleid op basis van de Europese Green Deal. Is dat haalbaar?
‘Het is heel logisch om geen herstelplan uit te werken om terug te keren naar vroeger, maar een duurzamere economie op te bouwen dan we voor de crisis hadden. Nu al vragen lidstaten ons om in het licht van deze crisis samen met hen nieuwe modellen te ontwikkelen voor de financiering van energie-efficiëntieprogramma’s. Ze winnen daarbij op alle fronten: je helpt mensen weer aan het werk, want de infrastructuurwerken zijn arbeidsintensief. Het is goed voor het klimaat, het verlaagt de uitstoot en het energieverbruik, en het is sociaal duurzaam, omdat het lage-inkomenshuishoudens zijn die het grootste deel van hun inkomen aan energie spenderen.
Twaalf milieuministers die een groen herstelprogramma steunen betekent ook dat vijftien ministers daar niet expliciet om vragen. Zijn de lidstaten verdeeld?
In het bestuur van de EIB, dat de lidstaten vertegenwoordigt, is er alleszins geen verdeeldheid. Sommige lidstaten zijn bezorgd over de trade-off tussen de snelheid van de economische relance enerzijds en de klimaatambitie anderzijds. Maar die trade-off is onbestaande. Beide zijn complementair. Dat geldt net zo goed voor energie-efficiëntie als voor investeringen in hernieuwbare energie, transport of openbaar vervoer. Al die sectoren bieden win-win-situaties aan landen die hun bevolking snel weer aan het werk willen, en tegelijk mikken op een duurzamere economie en gezonder leefmilieu dan voor de crisis.
Kan u door deze crisis verder gaan dan de 1000 miljard euro financiering die in november al aangekondigd werd?
Zes maanden geleden leek die ambitie redelijk, maar de kans bestaat dat de lidstaten nu willen dat we de investeringen opdrijven. Uiteraard zonder bijkomende druk op de lidstaten te leggen. Europees president Charles Michel oppert een kapitaalverhoging voor een relanceplan mét een specifieke focus op klimaat en de digitalisering van de economie. Dat lijkt ons een goed idee, het zou ons toelaten om onze investeringen in hernieuwbare energie en duurzaam transport nog te versnellen.
Als de EIB vasthoudt aan haar zelfopgelegde verplichting om elke investering consistent te maken met het Akkoord van Parijs, met andere woorden: een netto nuluitstoot tegen 2050, kan u dan nog leningen verstrekken aan bijvoorbeeld luchthavens of de transportsector om hen uit deze crisis te helpen?
Nu, in de noodfase, gaat al onze aandacht naar maximale productiecapaciteit redden. Maar voor de herstelfase lijdt het geen twijfel dat luchthavens in het vizier liggen. Ik kan niet vooruitlopen op het beslissingsproces, maar tegen het jaareinde mag je zeker wijzigingen in ons kredietbeleid voor luchthavens verwachten.
Tegen 2025 moet vijftig procent van al onze financiering een positieve impact hebben op het klimaat en het leefmilieu. Maar ook de andere vijftig procent moet minstens in lijn liggen met het Klimaatverdrag van Parijs. Net zoals we al beslisten om binnenkort niet meer te investeren in fossiele brandstoffen, zo werken we nu precieze criteria uit voor andere sectoren, zoals transport, industrie en landbouw. De komende maanden zullen we daarin belangrijke knopen doorhakken. Al het geld dat we vrijmaken binnen het Europese herstelplan zal aan diezelfde strenge standaarden moeten beantwoorden.
Dreigt het noodhulppakket, waaraan geen duurzaamheidsvoorwaarden verbonden zijn, uw eigen groene investeringen te ondermijnen?
Nee, want de grote meerderheid ervan gaat naar kmo’s. Die kleine leningen maken geen wezenlijk verschil. Ons klimaatbeleid richt zich vooral op de industrie en grote infrastructuur- en energieprojecten, die we rechtstreeks financieren. Allen bij die grote kapitaalinvesteringen zou het risico op een carbon lock-in reëel zijn(waarbij investeringen in fossiele infrastructuur duurzame energietechnologie belemmeren, red).
Wel integendeel, door de crisis schuiven grote investeringen op naar het jaareinde en naar 2021, wanneer onze duurzaamheidscriteria duidelijk gedefinieerd zullen zijn. In de herstelfase gaan we zeer omzichtig bekijken wat we wel en niet financieren, precies om dat lock-in-effect te vermijden.
Europa wordt nog steeds klimaatneutraal tegen 2050?
We mogen de politieke focus niet verliezen, maar ik ben optimistisch. Hopelijk verliezen we onze zelfgenoegzaamheid, nu we zien dat de natuurlijke omgeving ons ernstig in de problemen kan brengen als we risico’s niet goed beheren. Bovendien beseffen we nu dat de manier waarop we leven niet onveranderlijk is. Dat onze consumptiepatronen en de manier waarop we handeldrijven verre van optimaal zijn. Deze crisis zou ons weleens kunnen doen inzien dat er meer mogelijk is dan we dachten.
‘Sociale criteria, milieu en deugdelijk bestuur worden steeds belangrijker in onze financieringsbeslissingen.’
Gezonde bedrijven moeten door de crisis geholpen worden, hoor je nu vaak. Is dit een goed moment om te herevalueren wat een gezond bedrijf is? Kan naast winstgevendheid ook het algemeen belang een criterium zijn?
Ja, en dat zal een steeds prominentere rol gaan spelen in het mondiale financiële systeem. En zeker in dat van de EU. Vroeger focusten we zuiver op financiële statistieken, nu worden sociale criteria, milieu en deugdelijk bestuur steeds belangrijker in onze financieringsbeslissingen. Dit is nog een kunst, geen wetenschap. We zitten in het leerproces, net zoals we nog moeten leren hoe een prijs te kleven op risico’s, zoals milieu-impact. De EIB wil daarin een leidende rol spelen en nieuwe industriestandaarden naar voor schuiven. Wij hebben altijd al een duale aanpak gehad. Enerzijds kijken we zoals een traditionele bank naar de financiën, want we willen ons uitgeleend geld graag terugkrijgen. Maar daarnaast stellen we ons de vraag: past dit project in het bredere economische perspectief en is het in het algemeen belang? We waren de eerste financiële instelling in de wereld die koolstofuitstoot verrekende in de beoordeling van een project. We delen die kennis graag met de lidstaten, en sommige maken daar ook al dankbaar gebruik van.
Hoeveel autonomie heeft de EIB om een groen investeringsbeleid door te drukken? Wat als de lidstaten de komende maanden zeggen: we laten het Akkoord van Parijs even voor wat het is, we focussen eerst op de economie?
We hebben uiteraard consensus nodig binnen onze Raad van Bestuur, waarin alle lidstaten en de Europese Commissie vertegenwoordigd zijn. Maar ik heb er alle vertrouwen in dat we iedereen kunnen overtuigen dat er geen trade-off is tussen economisch herstel en klimaatbeleid, en dat een duurzame, op klimaat en leefmilieu gerichte strategie brede steun zal krijgen.
In de crisisrespons was er de afgelopen weken weinig Europese eensgezindheid te bespeuren. Italië werd aan zijn lot overgelaten, Commissievoorzitter Ursula von der Leyen verontschuldigde zich daarvoor bij de Italianen. Welke instrumenten kunnen ieder-voor-zichreflexen bij volgende crises te vermijden?
Aanvankelijk was er veel geruzie, maar ik denk dat bij de lidstaten het besef ondertussen is doorgedrongen dat er geen herstel is tenzij we allemaal herstellen. Er liggen al veel instrumenten op tafel die nog niet ten volle benut worden. Het Europees Stabiliteitsmechanisme werd ingeschakeld, en met de EIB brengen wij elk jaar 60 tot 70 miljard aan leningen uit die verzekerd worden met het gezamenlijke kapitaal van de lidstaten. Maar er is bijvoorbeeld ook nog InvestEU (een Europees programma dat tussen 2021 en 2027 in minstens 650 miljard euro voorziet, red). Daarmee kunnen relatief kleine bedragen heel grote investeringen onderstutten.
‘Het hele Europese project draait om de verschillen tussen landen kleiner maken, en dat is zelden een elegant proces.’
We moeten ook met een frisse blik naar het Europese budget kijken. De Europese Commissie heeft nooit geld mogen lenen. Er waren goede redenen voor die terughoudendheid, maar de omstandigheden zijn nu anders. Het is zinvol om te kijken of de Commissie binnen het herstelplan wel versnelde investeringsuitgaven kan doen.
Dan bouwen we ook gemeenschappelijk schuld op, wat gevoelig ligt bij sommige lidstaten, Nederland op kop. Zij willen geen Eurobonds die door alle lidstaten gezamenlijk worden uitgegeven. Moeten we daar beducht voor zijn?
Je kan op verschillende manieren gemeenschappelijke schuld opbouwen. We hebben nu ook al 440 miljard euro aan obligaties uitstaan op de internationale markten, die gedekt worden met 249 miljard euro van de EIB. Dat wil zeggen: met het onderschreven kapitaal van onze aandeelhouders, de lidstaten. Dat is een vorm van Eurobonds die al zestig jaar bestaat. De lidstaten voelen zich daar comfortabel bij omdat ze weten hoe het werkt, wat het financiert, wat de voorwaarden zijn en aan welke kwaliteitscontroles ze onderworpen worden. Soms gebruiken we woorden zonder goed te begrijpen wat ze betekenen. Verschillende mensen geven er verschillende betekenissen aan, wat leidt tot onenigheid. Europa zit nu in dat proces, van onderling vastleggen wat risicodeling en onderlinge steun precies betekenen.
De Franse president Emmanuel Macron liet verstaan dat het enige alternatief voor gezamenlijke Europese obligaties een politieke ineenstorting van de Europese Unie is.
Ik geloof inderdaad dat solidariteit de sleutel is, en het spreekt voor zich dat de lidstaten bepaalde risico’s moeten delen. Maar Rome is ook niet op een dag gebouwd. Kijk naar de Verenigde Staten, en hoe zij nog steeds worstelen met de relatie tussen de staten en de federale overheid. Het hele Europese project draait om de verschillen tussen landen kleiner maken. Dat is zelden een elegant proces. Er zijn de afgelopen weken belangrijke beslissingen genomen. De EIB legde 200 miljard euro op tafel, het Europees Stabiliteitsmechanisme werd ingezet voor de zwaarst getroffen landen, en er kwam 100 miljard euro voor tijdelijke werkloosheid. Dat zijn nieuwe ideeën die vrij snel werden uitgerold. Maar de discussie is natuurlijk nog lang niet voorbij, iedereen weet dat we meer moeten doen.
‘De lidstaten beseffen ondertussen dat er geen herstel is tenzij we allemaal herstellen.’
Hoe wilt u binnen een jaar terugkijken op de impact van COVID-19 op de Europese samenwerking?
Ik ben een optimist, maar ook een realist. In de eerste plaats moeten we de gezondheidssituatie onder controle krijgen, want de economie zal de loop van het virus volgen. Ook als dat lukt, zal Europa littekens overhouden aan de wereldwijde shutdown, en aan de behoedzaamheid die zal blijven hangen bij burgers en investeerders. Maar ik hoop vooral dat we een duidelijk middellangetermijnplan kunnen uitwerken om iets beters en duurzamers op te bouwen dan wat er voor de crisis was. Dit is wellicht de grootste economische schok in de geschiedenis, groter dan de Grote Depressie. We zullen vier of vijf jaar nodig hebben om hiervan te herstellen. We hebben in de komende maanden een politieke consensus nodig over hoe we dat gaan doen. Hopelijk kunnen we dan binnen vijf jaar terugkijken op deze periode als een kantelpunt naar een duurzamere economie.